DE SCHAAPSKOOI.

Op de hoek van de Hoofdstraat en de Schaapstreek ligt een onbebouwd perceel. Op dit perceel heeft vroeger een oude schaapskooi gestaan. Deze schaapskooi is net als de daarachter liggende boerderij en de daarvoor liggende burgerwoning – een boerderij – in 1933 door een brand totaal verwoest.
In de omgeving van Eext kwam behoorlijk veel eikenhout voor. Daarom kwamen hier in de vroege zomer vrij veel Gelderse eekschillers. De meeste eekschillers kwamen met een beurtschip in de kolk bij Assen aan. Vanaf de kolk werden ze met een met paarden bespannen langwagen naar Eext gebracht. De verschillende gezinnen namen hun melkgeiten ook mee. De nodige goederen werden meegenomen in een kruiwagen. Ongeveer twee maanden waren die zede eekschillers hier aan het werk. Overdag werkten ze in het bos en de nachten verbleven ze bij hun zo vertrouwde onderkomen. Een paar gezinnen hadden al jaren lang een onderkomen bij Jan Vedder op de Hondel. Een andere familie verbleef bij schaapherder Berend Kerkveld. Maar de familie Jans Bouw had bij de familie Albert Homan van ,, De Rustende Jager, een deel van hun schaapskooi als zomer verblijf, betrokken.

Het volgende bericht stond in de Drentse en Asser Courant van 27 mei 1861:
Eext. Hedenmiddag is de vrouw van Jans Bouw , Geldersche Houthakker in het naburig Bosch van een welgeschapen zoon bevallen. De kraamvrouw is nadat zij de gehele voormiddag gewerkt had met haar zuigeling naar Eext gebracht en beide zijn welvarend. Als alles goed gaat werkt ze met ene week weer even vlug als vroeger. De Geldersche vrouw werd op haar strooleger in eene schuur bezocht door vier heeren, en na afloop dier kraamvisite was de kraamheer, eene baker was er niet in t bezit van f.6.25. Was het eene wonder dat de gelukkige eekschiller zeide dat waren de wijzen uit het oosten die het kindeke in armoede geboren geschenken brachten.

DE SCHAAPSKOOI 2

De schaapskooi had rond 1900 twee eigenaren. Het voorste gedeelte was het eigendom van de uitbater van de herberg ,, De Rustende Jager. Deze was ook houthandelaar van beroep en kocht ieder jaar van verschillende boeren een aantal percelen hakbos. Door de eekschillers, meestal afkomstig van de Veluwe, werd de schil van de eikenstammetjes geslagen. De schil werd in de schaapskooi gedroogd. Als de schil droog was, werd zolang op de schil geslagen dat er 60 kg in een zak geperst kon worden. Een boderijder (nu: vrachtrijder) bracht de zakken eek op een langwagen naar het treinstation in Assen. Om zoveel mogelijk zakken op de wagen te kunnen laden werden, de zijkanten en de bodem verwijderd. Ook het tussenstuk dat de vooras met de achteras met elkaar verbond, werd door een langere tussenstuk vervangen. Met een goederentrein werden de zakken eek naar de runmolen in Amersfoort vervoerd. Deze speciale runmolen vermaalde de eikenschil tot meel (run). Deze run werd gebruikt voor het verduurzamen van scheepszeilen en touwen. Het grootste deel van de run werd echter gebruikt door de leerlooierijen.