De Eexter eekschillers
Roelof Julsing, de postbode van Eext , had begin mei 1902 een brief voor Frederik Homan, de cafhouder van ,,De Rustende Jager . De brief was verzonden uit Oldebroek en dan wist Julsing wel hoe laat het was: de eekschillers komen. Omdat brievenbussen in die tijd nog niet gebruikt werden, bracht Julsing de brief bij de toog van het caf. Het bericht dat de eekschillers komen was een goed bericht. De postbode kreeg daarom een borrel als dank ingeschonken. De eekschillersfamilie Lunsing zou de 1ste dinsdag in mei om half twaalf met de trekschuit in de Kolk van Assen aankomen. Ze rekenden erop dat ze daar afgehaald zouden worden. Zo ging dat al jaren. De knecht van Frederik Homan, Lammert Hollander, stond op de afgesproken tijd bij de Kolk in Assen met zijn ,,langwagen. Een langwagen is bestemd voor het vervoer van lichte materialen. De familie had nogal wat bagage: een paar kruiwagens vol met potten, pannen en drinkenskannen, dekens, kleding, gereedschap en vanzelf een paar ,, Geldersche koeien , oftewel een paar geiten. Zoveel bagage was nodig omdat de eekschillers zon zes weken bij de familie Homan in de kost kwam. De vrouwen en kinderen, maar ook de geiten en de bagage gingen mee op de wagen. De mannen en de grotere jongens liepen. Bij Cafe ,,De Aanleg in Deurze moest 10 cent tol betaald worden voor twee paarden voor een wagen. Een van de Eekschillers had een trekorgel (trekharmonica ) bij zich en werd de tijd gevuld met het zingen van christelijke liederen, want de eekschillers zijn lid van de zogenaamde zwartekousenclub , zoals dat in Eext genoemd wordt. Het waren vrome maar ook vriendelijke mensen, diein al die jaren dat ze hier in Eext verbleven, nooit ruzie of andere moeilijkheden hebben veroorzaakt. Bij de tol nabij Anderen moest wederom 10 cent worden betaald. Na het passeren van de tolboom, ging de tocht over de Mac. Adamweg die tussen de heidevelden ligt. De torenspits van Gieten, gaf de richting. Het volgende tolhuis stond naast de straat die naar Eext leidde, ook hier moest 10 cent tolgeld betaald worden. De volgende tol was in Eext bij de familie Hadderingh maar hier hoefde geen tol betaald te worden. Daarna reden ze richting de Oude Schaapskooi. Het achterste deel van deze kooi was van Frederik Homan. Hier werd bagage van de Eekschillers van de wagen geladen. Dit deel van de Schaapskooi zou de komende tijd als onderkomen voor de eekschillers dienen. Daarna werden de Gelderlanders door Homan uitgenodigd bij hem in de Herberg een warme maaltijd te gebruiken. Na het eten ging Homan met hen naar het bos om aan te wijzen waar de eekschillers de volgende morgen met hun werk konden beginnen. Frederik Homan had niet alleen een herberg, maar ook een houthandel. Hij had het schilhout van Jan Jobinge gekocht: het bos in de Krukkenkamp voor f 25,- gulden en het bos in de Geets voor f 60,- gulden. (De Krukkenkamp lag naast het Kerkhof en de Geets lag, waar nu de rotonde ligt). De Geets moest eerst worden gekapt. Hier stonden nog al wat ,,franciene, stokken waarvan hij in de lopende maand nog 1500 moest leveren in Spijkerboor). Deze bossen moesten 1.50 meter lang zijn en tussen de 13 en 15 cm dik. Ze werden gebruikt voor de beschoeiing van de waterkanten. De opbrengst was 20 cent per bos (ter vergelijking : ,,Scheenschenbossen brachten meestal f 1,40 per 100 bossen op ). De prijzen van eikentalhout, dat door de bakkers gebruikt als brandstof voor hun ovens, bedroegen meestal f 3,50 tot f 4,00 per 1000 stuks. De bonenstokken varieerden nog wel eens in prijs, soms waren ze waardeloos, maar als de vraag de aanvoer overtrof waren ze duur. En dan was er nog de schil, waar het eigenlijk om ging. De prijs daarvoor was in die tijd f 25,- tot f 30,- per voer (= 816 kilo). Het moest in twee muds zakken (= 2 hl) droog geleverd worden.
Mannen,jongens, vrouwen, maar ook de kleine kinderen gingen mee het veld in. Ze hadden ieder hun eigen taak. Maar ook de geiten gingen mee. De geiten kregen een plek waar ze voldoende te vreten hadden. De vrouwen zorgden m.n. voor het eten. Zo werden bij de koffie de pannenkoeken gegeten die de vrouwen s morgensvroeg op het vuur bij Homan hebben gebakken. Om koffie te zetten werd een vuur gemaakt. De pannenkoeken waren zeer smakelijk en voedzaam want ze waren gebakken van veenboekweit en die waren veel lekkerder dan die van zandboekweit worden gebakken.
Vaak werd een schilgat gegraven om het zware werk wat te verlichten.In een schilgat zaten nog wel eens adders. Dat was dus wel oppassen geblazen.
De eek werd naar de schaapskooi om gebeukt te worden. Het beuken was nodig omdat er anders te weinig gewicht in de zakken kwam. Beuken (kort slaan) gebeurde met een hakmes tot de stukjes tussen de 5 en 10 centimeter lang waren. De gevulde mudzakken werden naar het station in Assen gebracht.
De eekschillers hadden zwaar werk en maakten lange dagen. Het eekschillen kan eigenlijk alleen maar in het voorjaar worden gedaan. In andere perioden zit de schil te vast aan de stammen.
De Eexter eekschillers – 2
De Eexter jeugd wachtte de Eekschillers al op, want voor hen waren het bijzondere lui vooral natuurlijk vanwege hun klederdracht. Zulke rare petten en jassen zagen ze niet iedere dag. En ook de taal die ze spraken, ze konden hen bijna niet verstaan. Op school had meester Bastiaans de kinderen wel verteld waar de eekschillers vandaan kwamen en dat de bevolking op de Veluwe zulke kleding droeg.
Aan het eind van de dag ging een van de vrouwen van de eekschillers met de kruiwagen en een paar kleine kinderen vooruit om op het vuur in het stookhok van de familie Homan alvast het avond eten klaar te maken. De eekschillers mochten de welput bij bakker Udding gebruiken als ze de put maar niet helemaal leeg dronken. Deze put was het eigendom van vier boerderijen die in de buurt van deze put stonden. Er werd iedere dag een stevige maaltijd bereid die voornamelijk bestond uit aardappelen met veel spekvet en soepenbrij (karnemelksepap) na. Elke maaltijd begon met een gebed eindigde met een gebed. s Morgens bij dag en dauw begon dan weer de volgende zware dag in het bos. Een van de vrouwen bleef bij de schaapskooi om de allerkleinste kinderen te verzorgen en ondertussen een groot aantal pannenkoeken te bakken die overdag gegeten werden. Ieder gezin kon in de paar maanden zon fl. 200,- schoon overhouden. Ter vergelijking: in 1902 verdiende Lambert Hollander als voerman in dienst van Homan
fl. 105,- gulden per jaar, een paar klompen, een paar schoenen, een ,,striepsiekoorn broek, een hemdrok , als mede de volle kost. Annechien Nijboer verdiende als dienstmeid bij Homan in 1901 bij fl. 55, -, een ,,streeptrok en een schort. Hieruit blijkt dat een verdienste van fl. 200,- schoon in twee maanden voor een eekschildersgezin een goede verdienste was. Daarom kwam men elk jaar graag weer terug naar Eext.
De eek werd door Lambert Hollander naar Assen gebracht , waar het per trein verder werd vervoerd naar Amersfoort. Daar stond een door stoom aangedreven molen, die ongeveer 500 mudden schors per dag tot run kon vermalen. Run werd gebruikt voor de leerlooierijen, maar ook voor het tanen van touwen en visnetten. Ook werden zeilen van de zeilschepen met run behandeld.
Aan het eekschillen kwam een einde toen er chemische vloeistoffen voor het looien van leer kwamen die aanmerkelijk goedkoper waren. Familienamen als Lokhorst, Bokhorst, Nijhof , ten Hof en Holsteenge, die in de omgeving van Eext voorkomen, zijn van eekschillers die met iemand uit Eext en omgeving zijn getrouwd en hier zijn blijven wonen