KOEDRIJVER
De Boerderij op no. 10 werd rond 1915 bewoond door Hindrik Wilms en zijn zuster Geesje. Ze waren beiden ongehuwd. Ze hadden een kleine gemengd bedrijf. Er waren een paar koeien die elke morgen naar het veen gedreven moesten worden. Dit werk deed de twaalf-jarige Harm Vedder, een buurjongen van de familie Wilms. Hij liep net als alle koedrijvers gewoonlijk op blote voeten achter de koeien van Harm Vedder aan. Zo werden sokken en klompen gespaard. Als de koeien in het veen waren, liep hij eerst weer naar huis om daar zijn sokken en klompen aan te trekken voor dat hij naar school kon gaan. s Avonds uit school moest hij eerst naar huis om zijn klompen en sokken daar achter te laten voor hij de koeien weer uit het veen ging halen. Hindrik Wilms was volgens Harm Vedder een lastige man: je deed het eigenlijk nooit goed. Als hij s avonds te vroeg met de koeien terug was dan had hij veel te snel de koeien gedreven en dan gaven de koeien minder melk. Was hij eens wat later dan zei hij: ik zal jou morgen een schienvat (petroleumlantaarn) met doen. Maar als het seizoen er op zat, dan kreeg hij soms een nieuwe pet van Wilms, waar hij dan ook erg blij mee was.
Dit werk deden de koedrijvers van mei tot november. Harm Vedder kreeg ieder jaar wat geld maar dat rekende zijn vader in november met Hindrik Wilms af. Harm wist daardoor niet precies wat zijn verdiensten waren geweest.